vrijdag 12 juni 2020

Buxton spice - Oonya Kempadoo

Deze foto is van het blog van Nicole Adriaans.

Dit boek bestaat uit herinneringen aan Guyana van Lula, van een meisje van 12. Dat is ook wat de buxton spice boom is die bij het huis staat; de boom die alles kon zien (Buxton spice overigens, is een soort mangoboom). Ik wist dat hij overal in Guyana dingen kon horen gebeuren. De beschrijving van die boom is een mooi hoofdstuk. Er leefde jowari's in. En korstmossen en schimmels en de grote powisievogel. Stond daar maar op te zwellen van alle geheimen.
Door dat gegeven wordt het boek wel wat fragmentarisch. Korte hoofdstukken van herinneringen aan elkaar geregen. Emelda trouwde met Ricardo DeAbro toen ze zestien was en kreeg achttien kinderen, van wie er veertien nog leefden. Omdat er zo veel zijn worden de personages, behalve Lula, ook fragmentarisch. De zus van, de varkenshoeder, twee prostituees, de winkeleigenaar. Even zijn ze er en dan weer weg.
Het is of alles staat te ontploffen in dit boek. De sociale cohesie, de structuur van het land, de mensen, en Lula zelf.
Lula ziet zelf alle raciale spanningen in het dorp, waar hindoestanen wonen en zwarten en portugezen en witten en... Geen moslims meer, want die zijn weggejaagd en de moskee is kapot geslagen. De kinderen komen er om te spelen en het bidden naar Mekka na te doen.
Lula ontdekt haar eigen seksuele geladenheid en de seksualiteit van anderen. De voortdurende focus op seks vond ik wel grensoverschrijdend voor een 12 jarig meisje.
Lula ziet het huiselijk geweld, het slaan met de riem en rietjes omdat de varkens niet zijn gevoerd of omdat er wordt gedacht dat het Portugese meisje het aanlegt met een zwarte jongen, of de dief die kapot geslagen wordt voordat de politie ingrijpt.
Nog verder weg is de dictatuur van Guyana, de dikke buiken van de machthebbers, het volkslied dat overal gespeeld wordt (opstaan!), haar moeder die wordt meegenomen omdat ze vergeten is binnen de gestelde twee dagen dollars om te wisselen in Guyaans geld. De scene waarin de politie komt om huiszoeking te doen in Lula's huis en van hun moeder best mogen zoeken maar hun schoenen uit moeten doen, We laten geen schoenen in huis toe, is heerlijk. Tot het einde, want als de politie iets zoekt vindt het dat natuurlijk, zelfs op witte sokken.
Er wordt in het origineel in slang gesproken, dat merk je omdat de vertaler wel probeert dat in het Nederlands zo te houden met korte zinnen zonder zelfstandig naamwoord en volkse taal. Maar slang vertalen is heel moeilijk, en ik vind het hier niet echt werken.
Het boek stopt vrij abrupt, maar misschien de herinneringen aan Guyana ook wel.

Geen opmerkingen: