donderdag 26 januari 2012

En we gaan nog niet naar huis gastarbeiderskinderen over hun jeugd - Sladjana labovic

We moeten zuinig zijn op Nederland want we hebben het hier allemaal echt goed.
Nu ik geen abonnement op een krant meer heb heb ik tegenwoordig een ontbijtboek. Mijn idee is om korte verhalen te lezen tijdens het ontbijten, zodat ik rustig blijf ontbijten en ondertussen elke keer een verhaaltje lees. Zo heb ik dus deze bundel gelezen over gastarbeiderskinderen. Ik heb expres de verhalen van de bekendere gastarbeiderskinderen, politici, profvoetballers en dergelijke, niet gelezen, maar juist de verhalen van onbekende Nederlanders.
Het is mij altijd de vraag in hoeverre zo'n bundel verhalen representatief is. Als schrijver wil je natuurlijk verscheidenheid in je verhalen, zo is er het moslimmeisje met een Nederlandse vriend en de homoman (een erg onaardige homoman overigens vond ik, brr, die vreemd ging met andere vrouwen toen hij nog geen relatie met een man had, maar wel vind dat vrouwen als maagd het huwelijk in moeten gaan, want anders krijgen ze de smaak van andere mannen te pakken). Die verhalen bestaan natuurlijk, maar als je 25 willekeurige verhalen opschrijft, in hoeverre krijg je dan deze verhalen?
Er vallen wel dingen op als je deze verhalen leest. Zo is het grootste culturele verschil in Nederland blijkbaar gastvrijheid bij het eten, want iedereen in deze bundel heeft het erover hoe ongastvrij wij Nederlanders zijn; onze voordeur gesloten tenzij we van tevoren gebeld hebben voor een afspraak en altijd te weinig eten voor onverwachte gasten. Terwijl de gezinnen van de geportretteerde mensen altijd voldoende eten voor iedere onverwachte gast op tafel hebben staan en iedereen altijd kan aanschuiven.
Ook valt op dat geen één, echt geen één gastarbeider van Nederland zijn thuis heeft gemaakt. De generatie van mijn vader, de gastarbeiders, leefde in het verleden en droomde van de toekomst. Het heden is aan ze voorbij gegaan. Ze hebben nooit genoten. En hun kinderen ook maar met mate. Elk gastarbeiderkind, zelfs als het in Nederland geboren is en het land van haar ouders alleen kent van vakanties, heeft een soort romantisch verlangen naar dat land. Voor sommigen is het nog altijd, ook als ze hier geboren zijn, hun land van herkomst, voor anderen hun tweede land. Maar voor ieder kind dat in deze bundel geportretteerd wordt is het geboorteland van hun ouders een deel van hen.
Ik was te jong voor deze generatie gastarbeiders, die kwamen toen ik nog niet geboren was, of heel jong. Maar ik zie nu wel weer precies hetzelfde gebeuren. Polen, Roemenen, Oostblokkers, inwoners uit EU-leden, ze komen hier om te werken. Er zijn speciale huizen en kamers waar ze gehuisvest worden. Ze worden gebruikt, uitgebuit, met zijn velen op een kamer, de louche uitzendbureaus zijn weer terug. Een minister die verwacht geen problemen want ze zullen allemaal teruggaan, zegt hij. En dat ze zo leven, ach ja, dat is niet erg vinden wij in Nederland, want dat willen ze zelf. De Oostblokse meneer werkt nu in de sociale werkplaats want er is even geen werk voor hem. Zijn vrouw en dochter zijn ook in Nederland, maar sst, want die mogen hier eigenlijk niet zijn. En ik, ik luister braaf en help als ik kan, en ondertussen vraag ik me af wie hier nou eigenlijk blij van wordt.

Dit boek heb ik meegenomen naar een bookcrossingmeeting.

Geen opmerkingen: