Dit boekje van de maand van de filosofie van 2015 bevat eigenlijk 5 essays, die een beetje aan elkaar verbonden worden aan het eind. Deel een gaat over hoe we de economie, die ooit een moraalfilosofie was, hebben veranderd in een systeem van formules. Deel 2 is een essay over hoe de moraal uit de politiek, en meer uit liberalisme, verdween. Waar er in de begintijd van het liberalisme een duidelijk standpunt was over hoe je inkomen verdiend was, en duidelijk was dat onverdiend inkomen moest worden tegengegaan, is mede door de formulisering van de economie de huidige liberale stelling dat het inkomen dat verdiend wordt gerechtvaardigd is, omdat dat nu eenmaal is wat de markt aangeeft.
Deel 3 gaat om de stelling van Keynes dat we in 2030 15 uur zouden werken per week. Integenstelling daartoe zijn we echter steeds harder gaan werken. Volgens het boek klopt de standaard verklaring dat we meer zijn gaan werken om meer spullen te kunnen kopen niet. 'Onze consumptieverslaving wordt grotendeels door Aziatische loonslaven en robots bevredigd.' Er is hierdoor ruimte ontstaan voor onzinbanen, waarin de meesten van ons zichzelf 30 tot 40 uur per week bevinden, communicatiemedewerker, marketingdeskundige, dat soort dingen.
In dit hoofdstuk staat ook het mooie verhaal van de bankenstaking in Ierland in 1970. Het bleek snel dat de staking hoegenamd geen invloed had op de maatschappij. De Ieren gingen een eigen bankensysteem bouwen, met de kroeg als middelpunt. Ze bleven gwoon cheques aan elkaar uitschrijven, en met die cheques konden ze weer dingen kopen. Alleen konden die cheques niet meer ingewisseld worden bij de bank, maa dat bleek ook helemaal niet nodig. Mind you, dit is bija 50 jaar geleden. Nu zouden we er niet meer mee wegkomen denk ik, de bank is als institutt te verankerd in ons dagelijkse doen. Neem alleen al pinnen.
Deel 4 gaat om dat dubbeltjes bijna nooit kwartjes worden. Onze sociale, klasse, mobiliteit is in wezen niet groter geworden sinds de middeleeuwen!Geen verheffing of emancipatie, maar stilstand. De stelling uit The son also rises van Gregory Clark is dat je sociale status genetisch, erfelijk is. Voor een familie aan de top duurt het tien tot 15 generaties voor hun status weer gemiddeld is. Dat is meer dan 1000 jaar!
Zelf denk ik niet zozeer dat het genetisch of erfelijk is, het is omgekeerd. Onze maatschappij is gebouwd op en door die rijke families van 1000 jaar geleden. Logischerwijs sijpeld het voordeel dat zij hadden nog steeds door. Onze economie is na 1800 verherbouwd tot een survival of the fittest maatschappij. Daardoor lijkt het dat sociale status genetisch of erfelijk is, maar is dit volgens mij in wezen een onderliggende structuur in de economische maatschappij die we hebben opgebouwd.
Deel 5 tenslotte gaat om ongelijkheid in de 21ste eeuw. Sinds de jaren 80- groeit overal de ongelijkheid, ook in Nederland. We moeten, is de coclusie van het boek, de economie weer meer beschouwen als een moraalfisolofie en moralistische vragen stellen: Wanneer hebben we recht op eigendom? Welke mate van ongelijkheid valt te rechtvaardigen?En welke rijkdom is echt verdiend?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten