Maar die glimlach is merkwaardig opwindend. Je kunt zien dat ze ten volle geniet, alsof er niets ter wereld is wat ze liever zou doen en er geen plek ter wereld is waar ze het liever zou doen dan hier, op dit afgelegen pad in de wildernis van de Apalachen.
Ik heb blijkbaar erg geluk gehad, want ik ren al bijna tien jaar en ik ben nog nooit echt geblesseerd geweest. Terwijl McDougal zegt dat iedere hardloper om de paar maanden geblesseerd is. Het is wel grappig dat McDougall schrijft voor het blad 'Men's health' en over zichzelf zegt: in de vijf jaar sinds ik een poging had gedaan mezelf tot marathonloper om te scholen, had ik mijn kniepees gescheurd (twee keer), mijn achillespees verrekt (herhaaldelijk), mijn enkels verstuikt (allebei, om de beurt), last gehad van een pijnlijke voetholte (regelmatig) en moest ik achteruit op mijn tenen de trap af lopen omdat mijn hielen anders te veel pijn deden.
Maar ondanks deze ongemakken (ahum), knalt het plezier af van de renners in dit boek. Ze rennen omdat ze het leuk vinden, bizarre afstanden (160 kilometer) in buitenissige tijden (22 uur lang) op onaardse plaatsen (op 3 kilometer hoogte, of in Death valley). Smooi!
Ik moet denken aan de runs die ik gemaakt heb waarin ik alleen plezier had en met een glimlach op mijn gezicht rende en terugkwam. Dat zijn er een aantal en meestal begon ik dan zomaar, zonder idee, zonder route. In Utrecht heb ik allerlei renroutes, weet ik precies de afstand, de tijd die ik op bepaalde punten moet lopen om tot een acceptabele eindtijd te komen en het gevoel dat ik hoor te hebben op de brug, of in natuurgebied Nieuw Wulven. Maar soms, meestal op plaatsen die ik niet ken, ren ik gewoon zomaar, en dat is het leukste.
Het dichtstbij een run zoals ze in dit boek beschreven staan, en dan niet qua afstand, maar qua pad, was een run op Achill Island, Polranny mountain. In de mist, omhoog tegen een berg op lopen, op een trackpad, soms door veenbanken, plassen met gras en schapen, geen mens om mij heen, paadjes zoekend in het veenland. Een andere run waar ik nog altijd aan terugdenk is die in de Algarve. Eigenlijk net zo, gewoon begonnen, ook nu tegen een berg op, maar dit keer wel geasfalteerd. Tot boze honden wilden dat ik terugkeerde op mijn scheden en mezelf onderdompelde in een zwembad met water van tien graden.
De beste herinnering heb ik aan runs rond Central Park. Natuurlijk omdat het in New York was. Ik had gewandeld in NY om renkleren en -schoenen te kopen en iets verkeerd gedaan. Mijn voeten zaten onder de blaren. Ik kon nauwelijks lopen, maar met ingetapete voeten wel goed rennen. Ook hier begon ik min of meer gewoon. Mijn hostel was op drie passen afstand van Central Park, dus nog gejetlagt om zes uur 's ochtends, terwijl de zon net opkwam en de echte New Yorkers hun hond uitlieten at ik een muffin in het stalletje aan de start van Central Park en begon te rennen. Er voegden zich steeds meer mensen bij mij, Amerikanen, Chilenen, Spanjaarden, Canadezen. We liepen allemaal een ander tempo, maar toch met elkaar. Langs het Guggenheim, de trappen op naar het waterreservoir, de hoek om richting the Bronx, terug heuvelop, naar de muffinstand, voor een shor espresso en nog een rondje.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten