Een stille, introverte roman over stille, introverte mensen op een bijna verlaten plek. Als Treadway terugkomt na zich tijdenlang verstopt te hebben in de bossen, bij zijn vallen en vissen, en zijn vrouw Jacinta, een beetje vreemd geworden van de verlatenheid, elkaar weer herkennen, is dat woordenloos. Met een doos handschoenen die gedeelt wordt, en koffie die wordt gedronken als ze uitkijken over Labrador. Dingen die ze toen ze elkaar leerden kennen ook deden, maar waren vergeten van elkaar.
Wat ik vooral zal herinneren is de haven van St John. De kranen, de visafslag, de boten, de bijna altijd aanwezige donkerte, de zon die de mensen nooit genoeg verwarmd. Ik vond dit deel uit de recensie van de Guardian erg treffend voor mijn gevoel bij dit boek: 'The author has said that Wayne is "transparent", and he does seem a strangely blank, alien figure: a man who fell to earth, neither male nor female nor both. It's loneliness, not gender, that lies at the heart of Winter's novel [...]' Je kan het bijna ook lezen als een soort spookverhaal. De Annabel van het intro is net zo bleek en de omgeving bijna droomachtig mistig als Wayne is. Zij sterft op het moment dat Wayne geboren wordt en wordt als het ware hergeboren in Waynes lichaam.
Gelukkig doet Kathleen Winter aan het einde niet waar ze naar toe lijkt te werken. Daardoor krijgt het boek een bevredigend einde, hoopgevend maar niet plat.
Een deel van deze roman gaat over zingen en over Fauré's Cantique de Jean Racine. Dat kende ik niet, maar heb ik nu gespotified.
Overigens dans ik altijd alleen in mijn kamer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten