Ik vond dit een hele mooie roman. Han Kang schrijft prachtig poetisch, over de sneeuw, de extreem hete dagen in Seoul, waar Gyeong-Ha, een van de hoofdpersonen, zichzelf verliest in een nachtmerrie achtige droom over bomen en graven die overspoelt dreigen te worden door de zee. Zee et nog nauwelijks en wil keer op keer beginnen aan een afscheidsbrief. Met haar vriendin Inseon heeft ze gesprekken om haar droom in het echt, als een soort kunstwerk, op te bouwen. Maar dan komt ze tot de ontdekking dat ze haar droom misschien verkeert heeft geinterpreteerd en die veel meer over haarzelf gaat, over hoe zij verder moet met haar leven.
Haar vriendin Inseon belt haar vanuit een ziekenhuis. Ze heeft tijdens het maken van de boomstammen voor het kunstwerk een ongeluk gehad en ligt in het ziekenhuis. Gyeong-Ha moet naar haar huis op Jeju, om voor haar kaketoe te zorgen, terwijl zij in het ziekenhuis ligt.
In de sneeuwstorm op het eiland Jeju gaat zij naar het huis. Verkleumt valt ze van de weg. Hierna wordt de roman nog dromeriger, als een koortsdroom. Dood en leven loopt door elkaar heen, de kaketoe die ze moet verzorgen is overleden, en begraaft ze, maar die vliegt de volgende dag weer naar zijn kooi, en Inseon vertelt er over het onderzoek dat haar moeder en zij hebben gedaan naar de massamoord op het eiland, in 1948. De oom van Inseon, de broer van haar moeder, is opgepakt door de politie en nooit meer teruggekomen. Inseons moeder zoekt hem door heel Korea.
Dit onderzoek zijn herinneringen van mensen, krantenknipsels, een enorm archief aan boeken dat in het huis van Inseon ligt. Eerst dacht ik dat dat het minder invoelbaar zou maken, maar uiteindelijk is het een prachtig verhaal over hoe een trauma doorwerkt in mensen, ook als ze gewoon door willen leven.