Ik ben naar een lezing van Pete Jordan geweest ihkv de tourstart in Utrecht, en heb daar dit boek gekocht. Ik heb dit boek als ontbijtboek gelezen. Er is blijkbaar een Amerikaan voor nodig om onze fietsgeschiedenis te beschrijven. Door zijn beschrijving van de geschiedenis van het fietsen in Nederland, en zijn beschrijving van zijn eigen verhuizing naar Amsterdam, wordt wat voor ons zo normaal is weer iets uitzonderlijks. Ik heb het vaak met een glimlach gelezen. Ik kijk nu toch weer anders naar al die fietsers door de stad. 'Met een gevoel van trots' zegt de Volkskrant in haar review, en dat gevoel klopt wel.
Onze fietsmanie is begonnen in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. Zelfs toen al werd er in ingezonden brieven in de krant geschreven over hoe weinig fietsers zich aan de regels hielden, en hoe iedereen maar wat deed. Hetzelfde wat je nu nog hoort. Pete Jordan beschrijft de fietsersgeschiedenis in de bezettingsjaren als een soort sluimerende passieve verzetsactie tegen de bezetters. In de jaren zestig en zeventig werd de fiets een anarchistisch verzetssymbool tegen de macht, met de Provo's en het witte fietsenplan. Een plan dat, ironisch genoeg misschien, juist buiten Nederland overal uiteindelijk wel body heeft gevonden. In de meeste steden buiten ons land zijn er allemaal huurfietsen die je kunt meenemen en op andere plekken in de stad weer terug kunt zetten. Daar komen wij dan aan met onze 'OV-fiets', die je maar op één plek terug kunt zetten. In de jaren negentig en later werd de fiets weer het vervoermiddel voor iedereen, waar ook in de stadsplanning aandacht aan werd gegeven. Als bestuurders nog proberen om plannen te bedenken zonder fietsmogelijkheden, zoals bij de verbouwing van het Rijksmuseum, lukt dat niet meer.
Tijdens de lezingen waren er naderhand een aantal ronde tafels gesprekken waar mijn wenkbrauwen toch gingen fronsen. Want fietsen mag dan wel politiek vaste grond hebben gekregen, ik vraag me toch af of we niet hebben verloren. Want ik hoorde van fietsers eigenlijk niets anders dan dat de opgelegde regels moeten verdwijnen, want als er geen verkeerslichten en zo meer zijn moeten we weer opletten en gaat, blijkbaar een mirakel, alles weer goed. En van automobilisten dat de regel dat fietsers, als verkeersdeelnemer zonder bescherming, in principe geen schuld hebben bij een ongeluk van tafel moet, want als fietsers weer schuld krijgen van ongelukken passen ze beter op. In beide opties zie ik niet zoveel, maar dat is de jaren 2000 consensus blijkbaar.
dinsdag 25 augustus 2015
zondag 16 augustus 2015
Asta's ogen - Eveline Stoel
Dat was een interessant boek, vooral de delen over de Japanse bezetting
en de Bersiap gezien uit Indo ogen. De geschiedenis van Indonesië is erg
verbrokkeld natuurlijk, omdat er voor de Bersiap eigenlijk alleen een
geschreven Nederlandse geschiedenis is. De geschiedenis na 1945 is weer
erg gekleurd in te positief Indonesisch perspectief. Neem de moorden op
vermeende communistische strijders tijdens de machtsovername door
Soeharto, waar in deze roman één zin aan besteed wordt, die in de
documentaire The act of killing pas vorig jaar echt uit de doeken is
gedaan.
Wat ik weet over de Japanse bezetting vanuit geschiedenislessen op school was dan ook erg gericht op Nederlanders daar, in Jappenkampen en de politionele acties. Daarvan werd overigens in zekere zin wel een gemengd beeld gegeven, het was de tijd dat we net onder ogen mochten zien dat onze aanwezigheid in de archipel na 1945 een oorlog was. De stukken in Nederland ken ik allemaal wel van de tv, het ei naar Lubbers, de Molukse acties, Wieteke van Dort; allemaal stukjes nieuws. Maar onderdeel van mijn eigen geschiedenis is het eigenlijk toch ook weer niet. Ik besef pas dat ik die dingen heb meegemaakt als ik ze hier weer eens lees.
Eveline Stoel heeft zichzelf uit het verhaal geschreven, hoewel ze er natuurlijk wel in zit. Dit moet na de 83 verjaardag van Asta zijn geweest, omdat Eveline Stoel in het begin refereert aan een levensverhaal van vijf bladzijden dat Asta heeft geschreven. Dat is echter ook de tijd dat Asta naar het bejaarden - en later verpleeghuis ging en haar geheugen achteruit ging. Asta is 86 geworden, dus ze moet haar hele verhaal in dat ene jaar verteld hebben toen ze dat nog kon. Misschien is er daarom ook wel een soort literaire vertelvorm gekozen voor dit verhaal, dat tussen non fictie en roman in zit.
Vanuit integratieperspectief is het verhaal van Asta's familie interessant om te zien of volledig afzien van je geschiedenis en eigen cultuur de manier is om te integreren. In zekere zin is de integratie in Nederland gelukt; de kinderen hebben werk, zijn getrouwd, zijn onderdeel van de Nederlandse maatschappij. Maar ze blijven er ook tussenin staan, zoals ze er altijd tussen in hebben gestaan. Geen Indonesiërs, maar ook geen Nederlanders in Indië, geen Nederlanders maar ook geen Aziaten tijdens de Japanse bezetting, geen Indonesiërs tijdens de Bersiap en geen Nederlanders in Nederland. Toen Buddy uiteindelijk terug ging naar Indonesië werd hij ook daar niet gezien als Indonesiër, maar als toerist.
Waar ik een hekel aan heb in boeken is zo'n 'verklarende woordenlijst', die eigenlijk alleen gebruikt wordt om een soort couleur locale sausje te geven aan het verhaal. Ook hier weer. En volstrekt onnodig; kom op, bapao, boemboe bali, tempé, sawa, dat zijn geen woorden die verklaard hoeven worden.
Wat ik weet over de Japanse bezetting vanuit geschiedenislessen op school was dan ook erg gericht op Nederlanders daar, in Jappenkampen en de politionele acties. Daarvan werd overigens in zekere zin wel een gemengd beeld gegeven, het was de tijd dat we net onder ogen mochten zien dat onze aanwezigheid in de archipel na 1945 een oorlog was. De stukken in Nederland ken ik allemaal wel van de tv, het ei naar Lubbers, de Molukse acties, Wieteke van Dort; allemaal stukjes nieuws. Maar onderdeel van mijn eigen geschiedenis is het eigenlijk toch ook weer niet. Ik besef pas dat ik die dingen heb meegemaakt als ik ze hier weer eens lees.
Eveline Stoel heeft zichzelf uit het verhaal geschreven, hoewel ze er natuurlijk wel in zit. Dit moet na de 83 verjaardag van Asta zijn geweest, omdat Eveline Stoel in het begin refereert aan een levensverhaal van vijf bladzijden dat Asta heeft geschreven. Dat is echter ook de tijd dat Asta naar het bejaarden - en later verpleeghuis ging en haar geheugen achteruit ging. Asta is 86 geworden, dus ze moet haar hele verhaal in dat ene jaar verteld hebben toen ze dat nog kon. Misschien is er daarom ook wel een soort literaire vertelvorm gekozen voor dit verhaal, dat tussen non fictie en roman in zit.
Vanuit integratieperspectief is het verhaal van Asta's familie interessant om te zien of volledig afzien van je geschiedenis en eigen cultuur de manier is om te integreren. In zekere zin is de integratie in Nederland gelukt; de kinderen hebben werk, zijn getrouwd, zijn onderdeel van de Nederlandse maatschappij. Maar ze blijven er ook tussenin staan, zoals ze er altijd tussen in hebben gestaan. Geen Indonesiërs, maar ook geen Nederlanders in Indië, geen Nederlanders maar ook geen Aziaten tijdens de Japanse bezetting, geen Indonesiërs tijdens de Bersiap en geen Nederlanders in Nederland. Toen Buddy uiteindelijk terug ging naar Indonesië werd hij ook daar niet gezien als Indonesiër, maar als toerist.
Waar ik een hekel aan heb in boeken is zo'n 'verklarende woordenlijst', die eigenlijk alleen gebruikt wordt om een soort couleur locale sausje te geven aan het verhaal. Ook hier weer. En volstrekt onnodig; kom op, bapao, boemboe bali, tempé, sawa, dat zijn geen woorden die verklaard hoeven worden.
zondag 2 augustus 2015
Dark places - Gillian Flynn
Dit boek heet met recht literaire thriller. Libby Day is de enige overlevende van een brute moordpartij ergens op het platteland van de VS. Het andere Amerika, het midden-midden, waar de mais kilometers lang in de velden groeit van boerengezinnen die hun hoofd niet meer boven water kunnen houden. Het Amerika, dat je nooit ziet omdat Charlize Theron de hoofdrol speelt.
Het thrillerelement van deze roman is de zoektocht naar wat er nu eigenlijk is gebeurd die nacht waarop het gezin is vermoord. Libby, toen zeven jaar, heeft verklaard dat ze haar broer het gezin heeft zien vermoorden. Die is er voor veroordeeld. Ze heeft al die jaren geprobeerd de zaak te verdringen, leeft van het geld dat ze van mensen gedoneerd krijgt als zielig slachtoffertje van een brute moord, en een boekdeal van een aantal jaren geleden. Steeds vaker komt bij haar naar boven dat ze haar broer niet heeft gezien, ze had zich verstopt en heeft mannenstemmen gehoord. Als ze bij een groep complotdenkers een lezinkje geeft bieden die haar geld om met andere betrokkenen te praten. Want haar broer kan de moord niet gepleegd hebben. Toch?
De roman heeft afwisselend hoofdstukken in het heden, vanuit het gezichtspunt van Libby, en van de dag van de moord zelf, vanuit het gezichtspunt van haar moeder en haar broer. Karakters in dit boek lopen allemaal over het slappe koord tussen goed en kwaad. Het zijn geen mensen waar je verliefd op wordt, maar daardoor zijn ze levend, vol contrasten. Flynn schrijft prachtige zinnen. De roman is schitterend opgebouwd, tot het einde blijft de rol van iedereen onduidelijk. Het eind, waarin de roman even een thriller wordt, vond ik nog het minst pakkend. Dat thrillerelement was ook helemaal niet nodig.
Het thrillerelement van deze roman is de zoektocht naar wat er nu eigenlijk is gebeurd die nacht waarop het gezin is vermoord. Libby, toen zeven jaar, heeft verklaard dat ze haar broer het gezin heeft zien vermoorden. Die is er voor veroordeeld. Ze heeft al die jaren geprobeerd de zaak te verdringen, leeft van het geld dat ze van mensen gedoneerd krijgt als zielig slachtoffertje van een brute moord, en een boekdeal van een aantal jaren geleden. Steeds vaker komt bij haar naar boven dat ze haar broer niet heeft gezien, ze had zich verstopt en heeft mannenstemmen gehoord. Als ze bij een groep complotdenkers een lezinkje geeft bieden die haar geld om met andere betrokkenen te praten. Want haar broer kan de moord niet gepleegd hebben. Toch?
De roman heeft afwisselend hoofdstukken in het heden, vanuit het gezichtspunt van Libby, en van de dag van de moord zelf, vanuit het gezichtspunt van haar moeder en haar broer. Karakters in dit boek lopen allemaal over het slappe koord tussen goed en kwaad. Het zijn geen mensen waar je verliefd op wordt, maar daardoor zijn ze levend, vol contrasten. Flynn schrijft prachtige zinnen. De roman is schitterend opgebouwd, tot het einde blijft de rol van iedereen onduidelijk. Het eind, waarin de roman even een thriller wordt, vond ik nog het minst pakkend. Dat thrillerelement was ook helemaal niet nodig.
Abonneren op:
Posts (Atom)